Bij de beoordeling van uw kwijtscheldingsverzoek kijken we naar 2 zaken: uw vermogen en uw betalingscapaciteit. Als uw vermogen te hoog is, of uw betalingscapaciteit boven de norm ligt, wordt uw kwijtscheldingsverzoek afgewezen.
Vermogen
Vermogen is onder andere:
De overwaarde op een koopwoning, of ander onroerend goed
Een auto die u niet nodig heeft vanwege invaliditeit die meer waard is dan € 3.350,-
Een motor, caravan, aanhanger, vakantiehuis, lijfrentepolis, aandelen of andere effecten
Het geld op uw bankrekening(en); dit wordt ook wel ‘tegoed’ genoemd
Bij de beoordeling van het toegestane vermogen houdt de BSGR met ingang van 1 januari 2023 rekening met de toegestane verruimde vermogensnorm.
Betalingscapaciteit
U heeft betalingscapaciteit als u meer te besteden heeft dan volgens de normen nodig is om te voorzien in de kosten van levensonderhoud. U heeft inkomsten en bepaalde noodzakelijke uitgaven, zoals huur, zorgpremie en eventueel alimentatie of kinderopvangkosten. Uw inkomen minus uw uitgaven is uw besteedbaar inkomen. Dit kunt u gebruiken om voorzieningen van te betalen en aankopen van te doen. Als uw besteedbaar inkomen hoger is dan de voor u geldende norm van kosten van bestaan, dan heeft u betalingscapaciteit. Uw kwijtscheldingsverzoek wordt in dit geval afgewezen, of slechts gedeeltelijk toegekend, en u moet de belastingaanslag betalen.
Als uw besteedbaar inkomen lager is dat dan de norm, is uw betalingscapaciteit negatief. Als u geen vermogen heeft, wordt uw kwijtscheldingsverzoek toegekend.
Normbedragen
Om in aanmerking te komen voor kwijtschelding, moet uw inkomen binnen bepaalde normen vallen. Dezenormbedragen voor kosten van bestaan worden elk half jaar bijgesteld. Welk normbedrag op u van toepassing is, is afhankelijk van uw gezinssamenstelling en uw leeftijd. De BSGR gaat uit van de 100%-norm. Dit betekent dat iemand met een inkomen op bijstandsniveau bijna altijd in aanmerking komt voor kwijtschelding, tenzij hij of zij vermogen heeft, zoals spaargeld of een eigen woning.